Daarnaast brengt de waarheid de mogelijkheid van de teleurstelling met zich mee. Zoals in de waarheid de gerichtheid op criteria zit, een regel, wiens horizon genaturaliseerd kan worden tot absolute waarheid, kan de weerbarstigheid van de werkelijkheid ten opzichte van de waarheid, het nooit volledig voldoen aan de regel, leiden tot het totale verlies aan geloof in de waarheid. Dit is de 'zekerheidsparalyse': als iets niet 100% zeker is, is het in het geheel niet zeker. Als de absolute waarheid niet bestaat of niet kan worden vastgesteld, is er geen waarheid. Dit uit zich in een vaststelling als 'alles is subjectief'. Dit is niet onwaar, maar dodelijk voor geloof in de waarheid.
Dat waarheid regulatief en constitutief is, wordt vergeten in de absolute en de absoluut gerelativeerde waarheid. Met het geloof in de waarheid in gradaties zijn we gebonden aan zinvolle communicatie, een gemeenschappelijke referentie en vertrouwen in de toegevoegde waarde van een ander perspectief. Waarheid wordt namelijk niet gevonden, ze wordt gesticht. Ze is de ruimte die we in onze wereld inruimen voor de wereld van anderen.
Ik vraag je om een gedachtenexperiment te wagen: vul voor het concept waarheid eens de ´liefde´ in. Hoe zou het er dan uitzien? Koppelt liefde ons los van de sociale functie? Verdraagt liefde fundamentalisme en een autoritaire opstelling? Liefde kan teleurstelling verdragen en heeft de potentie om de weerbarstigheid van de werkelijkheid aan te kunnen. Liefde is in haar kern relationeel: ze doorbreekt subjectivisme en totaliteit. Het is in de liefde dat de ander(en) ruimte krijgt/krijgen in onze wereld. Amo ergo sum...
BeantwoordenVerwijderenLiefde en waarheid leiden ons in beginsel beide naar de sociale functie maar kunnen beide ook antisociaal worden: als liefde absolute liefde wordt, vergeten we ons zelf in de ander. Alleen de ander bestaat dan nog of alleen ons beeld van de ander. Als de liefde absoluut wordt gerelativeerd dan ontwijken we de macht die de ander over ons kan hebben. In beide wordt het samen geweld aangedaan. Wat dat betreft zie ik vooral parallellen. Liefde en waarheid in gradaties zijn beide regulatief en constitutief. Liefde is ook een ruimte voor de ander: waarin niet zo zeer het gezichtspunt zoals in de waarheid maar het bestaan van de ander er toe doet.
VerwijderenEr zijn natuurlijk deficiënte vormen van waarheid en liefde en het blijft allemaal ´mensenwerk´. Maar aan de uitspraak dat ´als liefde absolute liefde wordt, wij onszelf vergeten in de ander´, zou ik toch iets willen toevoegen. In de absolute liefde verlies ik mij in de ander, maar ik ontvang mij in diezelfde liefde ook weer terug en dan niet zonder, maar met die ander. Zo constitueert de liefde eerst het ´samen´ in mij. Liefde kan alleen in absolute zin bestaan (´een beetje houden van´ is verdacht) en mensen reiken ernaar uit. We vallen terug op het beeld dat we van de ander hebben en het is dit beeld dat er in naam van de liefde ook steeds weer aan moet geloven. Ook waarheid dient onze voorstellingen te blijven frustreren, anders is ze zoek. Maar mijn vraag is: zou het kunnen zijn dat de zelfgave (jezelf vergeten/verliezen, e.d.) ook de ruimte schept om jezelf (vernieuwd) te ontvangen? En zou die dialectiek niet de basis kunnen zijn voor een sociale autonomie, c.q. een mens als medemens? Of is er alleen de ander als afgrond en de angst voor zelfverlies? Zouden geloof en vertrouwen als het anticiperen op die wederkerigheid (jezelf geven / jezelf ontvangen) begrepen kunnen worden?
VerwijderenIntrigerende vraag. Ook in absolute waarheid (zoals in absolute liefde) ontvang je je zelf. Maar wat is dit in de absolute liefde ontvangen zelf? Is dit een identiteit die volledig uit het andere komt en die zich voordoet als een authentiek zelf omdat het zo'n kracht heeft? Is er dan nog ruimte voor andere liefde, een andere identiteit? Dat is volgens mij de vraag en die waag ik te ontkennen. Ook in de liefde en waarheid in gradaties is er een jezelf verliezen en jezelf vervolgens verrijkt terug ontvangen. Dit is wat Paul Ricoeur ook wel de dialectiek van vervreemding en toeëigening noemt. Maar hoe open is dit (en daarmee: hoe dialectisch is het) als er maar één liefde of waarheid is?
BeantwoordenVerwijderenIk zou het eens kunnen zijn met je laatste zin als je bedoelt: geloof en vertrouwen houden waarheid en liefde mogelijk (en daarmee de dialectiek van zelfverlies en zelfontvangen) als deze zich niet onmiddellijk absoluut doen gelden. Zijn geloof en vertrouwen dan niet juist in gradatie?
Hier heb je een punt: wat is er authentiek aan een identiteit die volledig uit het andere komt? Of is de enige authentieke identiteit die identiteit die uit liefde ontvangen is? Ik weifel hier en mijn weifeling heeft te maken met de dialectiek die ik veronderstel. Want als het zelfverlies in de zelfgave radicaal is, hoe zal je daarna dan nog over authenticiteit spreken? Een a posteriori bezwaar tegen deze wat platte dialectische opvatting is dat ik in liefde dit zelfverlies kan ervaren. Maar wat of wie ervaart dit dan? En als ik mijzelf terug ontvang: wie ontvangt er dan? Kortom, wat is de andere kant van de éne liefde of de éne waarheid? Betekent de notie van liefde of waarheid niet dat er altijd iets voorgegeven is, iets dat inderdaad ´gradeert´. Maar over welke identiteit hebben we het dan? Zijn liefde en waarheid zo dialectisch dat dit voorgegeven verliezende en ontvangende steeds in liefde en waarheid voorgegeven is? M.a.w. is met ons mens-zijn die antithese niet steeds en altijd al voorgegeven in een desiderium naturalis naar liefde en waarheid? Zijn beide ons al geschonken om wie wij vragen? Past ons dan een spinozistische introspectie? Om de één of andere reden dringt de liefde ertoe om de weg naar de ander gaan om te worden wie wij zijn (Ignatius van Loyola?) of we moeten bereid zijn te wachten bij de Klaagmuur ´totdat Hij komt´. Maar ik vraag je: wat is het ´materiaal´ van wie vervreemdt en toeëigent, als het niet waarheid en liefde is? En is het dit wel, waarom zouden we beiden dan zoeken als ze voorgegeven zijn, tenzij ze intrinsiek dialectisch zijn? Dan stelt de mens slechts een vraag naar het antwoord dat hij zelf al is.
VerwijderenIk stel een externalistisch standpunt voor: "wij"zijn alleen in de beweging van toeëigening en vervreemding en "zijn" niet dat wat toeëigent of vervreemdt: we zijn noch arché, noch télos, maar slechts een functie van een proces. Dit proces is als een onderweg zijn en suggereert een oorsprong of een einddoel. Dit geldt voor waarheid en liefde. Het materiaal is wat dat betreft niet zo interessant, eerder gevaarlijk: met de suggestie van "materiaal" suggereer je weer een essentiële oorsprong. er is waarschijnlijk materiaal, dit is waarschijnlijk te divers om het onder één noemer te brengen (zoals "instinct", "DNA" of "Wil" daar tot mislukken gedoemde pogingen toe zijn). Zelfs als dat zou kunnen is dit materiaal nog niet wie wij zijn, of het antwoord op de vraag. Een proces als waarheid of liefde roept telkens weer een nieuw centrum van betekenisgeving op, deze is niet te reduceren tot het materiaal, het beginpunt of het doel van het proces.
Verwijderen