Een kampioenschap voetbal is tegenwoordig meer dan de uitlaatklep van archaïsche stammendriften. Het is de globale cult geworden. We verzamelen ons allen en dompelen ons in de eeuwige wederkeer van de strijd op leven en dood. Aan het eind kan er nog maar één overgebleven zijn. De dag na de finale wordt de aanloop al weer genomen voor de volgende cyclus.
De wijze waarop het kampioenschap, de strijd en de resultaten worden beleefd en geïnterpreteerd laat veel zien over heersende grondintuïties over de werkelijkheid, rationaliteit en maakbaarheid. Nemen we als eerste de zuidelijke landen, waar de bleke verlichtingsrationaliteit nooit de dagelijkse belevingswereld zelf heeft aangetast: daar staat het grondschema van een religieuze werkelijkheid nog overeind. Resultaten, kampioenschappen krijg je, die verdien je niet alleen zelf. De Goden verkiezen de kampioenen en delen de talenten en de kansen uit. Een kampioenschap wordt daarom nooit van tevoren gevierd. Dat is de Goden verzoeken. Je bent dankbaar als het Lot je eens gunstig gestemd is en dan pas vier je. Na het feest komt de ontnuchtering: hoewel even op de Olympus, zijn we nu weer stervelingen als alle anderen. Dit is de universele boodschap van de antieke tragedie die zich zo herhaalt in de moderne arena: het voetbalstadion.
Hoe anders de protestante beleving. Ik moet dit corrigeren: het protestantisme ontstaat waar al eerder een andere grondintuïtie is gevestigd: die van het eenzame, heerszuchtige en relatiearme individu. Protestantisme is één van de eerste fasen op weg naar de platgeslagen landkaart die de werkelijkheid van de Noordelijke Verlichting is. Hierin is geen ruimte voor een andere causaliteit dan die van oorzaak en gevolg en juridische aansprakelijkheid. Winst en verlies zijn daarmee volledig te wijten aan de actoren. Winnen we, dan zijn we dus de beste, verliezen we dan vragen we ons af wie er iets fout heeft gedaan. Na een verlies wordt er net zolang gesoebat tot er een coherente, platgeslagen routekaart is gevonden die de noodzakelijke verbanden laat zien tussen de voorstadia en het eindresultaat. De spits had te veel kritiek op de coach. Als dat niet was gebeurd, dan.... We vieren vooraf aan het toernooi al vast het op handen zijnde kampioenschap. Deze ligt namelijk helemaal in onze eigen handen en we hebben toch alles al volledig uitgedokterd? Opvallend is hoe deze cyclus van zelfgenoegzaam vertrouwen en totale teleurstelling zich elke keer herhaalt. Toeval mag niet bestaan en wordt geen plaats in de beleving gegund. We vergeten de teleurstellingen van de vorige cycli.
Het bevreemdende voor ons verlichte atheïsten is dat God geen verklaringsprincipe blijkt te zijn. Een noodgreep van nog niet verlichte mensen om toch de werkelijkheid te begrijpen. Dit is de voorstelling van de verlichting over godsdienst: verlichten kunnen zich niet voorstellen dat er denkwijzen zijn waarin hun grondintuïties niet aan de basis staan.
God blijkt echter de formule voor toeval te zijn: met God, zijn grillen en zijn wonderen, geven we het toeval, het Niets waaruit de toekomst komt en waarin het heden verdwijnt, een aanschouwelijke plaats en een identiteit. De tijd, verleden over heden naar toekomst, bestaat niet alleen maar uit draden gespannen door heldere mechanismen, maar is een aanwezige macht die zich van ons lijden weinig aantrekt.
Het
geseculariseerde Nederland weet zich geen raad met de grillen van het onbegrijpelijke lot. Het protestantisme rationaliseerde God.
God dobbelt niet, God heeft een plan. De oudtestamentische God der Wrake werd de afwezige God van het begrip. Nu rationaliseren we de
werkelijkheid tot we zelf altijd schuldig dan wel zo groot als God zijn. Hiermee belasten we onszelf en de Helden met een
onvermijdelijk eeuwig wederkerende schuld.
Er zit rationaliteit in de irrationaliteit en irrationaliteit in de rationaliteit.
Grappig... voor de katholieken was God de ultieme grond van het bestaan, vervolgens in de reformatie de formule voor toeval.. zijn het de natuurwetenschappen die Hem hebben afgelost? Waarom zouden natuurwetenschappen geen theologie zijn? Laplace had de God-hypothese niet nodig en wat niet nodig is, is overbodig. Tegelijk twijfelen moderne evolutiebiologen: allemaal toeval? De tijd is een construct, een apriori van onze geest en de draden leggen wij zelf. Als er een aanwezige macht is, valt daar niet over te zeggen dat die zich van ons lijden weinig aantrekt. Misschien is die aanwezige macht het leven zélf en lijdt die macht alle lijden in alle leven. Die potentie noem ik liefde en daarom geloof ik dat er geen reden is voor schuld. Ik ben niet zo groot als God, maar ik lijd het leven mee - wat valt mij te verwijten?
BeantwoordenVerwijderenIk zie juist een ontwikkeling waarbij met de depersonificatie van God in de reformatie er minder ruimte voor toeval komt. God als de dragende grond van het bestaan heeft voordien geen ijzeren logica en geen noodzakelijke wetmatigheid. Daarmee juist een formule, een ruimte, voor toeval. Met de reformatie en later nog sterker in de aflossing door de natuurwetenschap is het toeval steeds ondenkbaarder. Alleen als onverklaarbaarheid, anomalie of mutatie. Toeval is dan niet meer het Nichtende Nichts dat ons omgeeft, waaruit wij komen en weer gaan, waarin alles continue hangt. Wij hangen dan in ingerichte ontwerpen: een uitbannen van extrioriteit, transcendentie en toeval. Waar deze falen openbaart zich dan voor ons een verontrustend niets, die verontrustend is omdat wij er niet op hebben geanticipeerd.
BeantwoordenVerwijderenLiefde is in deze zin een ontwerp, inrichting van de levensruimte waarin je de transcendentie van de ander bewaart en in stand wil houden. Het is daarmee een anticipatie op de weerbarstigheid van de ander en het toeval.